Na ruim een uur flink gesport te hebben loop ik bezweet naar buiten. Als ik richting mijn auto kijk, zie ik een grote man zijn afhaalmaaltijd eten op (en met op bedoel ik letterlijk op) een zwarte auto. Ik denk: “Hé, die auto lijkt veel op die van mij”. Heel snel hierop denk ik: “Hé, dat is mijn auto”. En jawel hoor, de man had netjes het inpakpapier van de afhaalzaak uitgespreid op mijn auto en had hier zijn eetbakjes op gezet. Hij stond nu voorovergebogen uit die bakjes te eten. Mij was meteen duidelijk dat deze man onder invloed was; drugs of alcohol of wellicht zelfs beide.
Op het moment dat mijn hersenen de situatie geregistreerd hebben, gebeurt er iets opmerkelijks. Ik blijf volkomen rustig. Ik loop naar de deur aan de bestuurderskant toe (de man staat aan de passagierskant). Aangekomen kijk ik hem aan en vraag hem of het smaakt. Glimlachend knikt hij, zijn ogen staan wazig. Op een hele trage manier vraagt hij mij of dit mijn auto is (duidelijk is dat de computer in zijn hoofd niet op volle kracht werkt, daar ik immers de autodeur heb open gedaan). Ik blijf nog steeds op een natuurlijke manier rustig en vertel hem vriendelijk dat dit het geval is. Hij zegt: “Mooie auto”.“Dankjewel. ” antwoord ik.
“Ik ben van plan naar huis te gaan en ik zou het vervelend vinden als dan je eten van de auto valt. Het lijkt me slim als je het eten naar ergens anders verplaatst.” Hij geeft me gelijk en maakt trage aanstalten om zijn eten te verplaatsen. Ik spoor hem aan. Hij mort wat en vervolgens loopt hij wankelend en struikelend verder. Alles is netjes van mijn auto gehaald. Vlak voordat hij weer zijn evenwicht verliest zegt hij nog: “Dag.”
Ik start de auto, zet een cd op en rij met een voldane glimlach naar mijn gezin. De glimlach is omdat ik blij ben met mijn groei. Er zijn fases in mijn leven geweest waarin ik deze man flink de waarheid had gezegd, de huid had vol gescholden of zelfs in een puberende levensfase hem fysiek aangepakt zou hebben (ik ben zeer zeker niet trots op dit laatste). Deze manieren zouden hoogst waarschijnlijk tot een conflict geleid hebben. Dit zou ik toen gedaan hebben omdat ik vond dat ik mij moest bewijzen, dat mijn ego was aangetast of dat ik vond dat ik deze man een les moest leren. Ik glimlach omdat ik voor mijn gevoel juist gehandeld heb. De man was niet in staat een les te leren en de auto was niet beschadigd. Maar bovenal: mijn gezin is belangrijker dan de tijd die ik met dit zinloze conflict zou zijn kwijtgeraakt. Los nog van eventuele gevolgen die dit conflict met zich mee zou brengen en het negatief beïnvloeden van mijn humeur. Sommige zaken zijn nu eenmaal belangrijker…