Generalisaties, wie kent ze niet? Soms zijn ze reëel, maar ze zijn ook vaak een overdrijving. Ondanks dat de meesten van ons rationeel wel weten dat generalisaties regelmatig niet kloppen en kortzichtig kunnen zijn, worden ze veelvuldig ingezet. Daarom geef ik wat tips om hiermee om te gaan.
Een grappige generalisatie vind ik als de spreker ‘men’, ‘ze’, ‘zij’, ‘iedereen’ en dergelijke gebruikt. Je zou dan denken dat hier sprake is van een meervoud, zelfs een grootschalige meervoud. De praktijk leert echter anders. Zinnen als: ‘Men zei dit tegen me’ of ‘Zij vinden dat’ of ‘Ze dachten allemaal dat’, behelzen vaak bij doorvragen maar één tot drie personen. Niet wat je een menigte zou noemen, maar dat zou je – als je de spreker hoort praten – wel kunnen denken. Het is dan ook goed om, als er een meervoud gebruikt wordt, stil te staan bij de vraag of het daadwerkelijk een meervoud is.
Hetzelfde geldt voor begrippen als ‘altijd’, ‘allemaal’, ‘alles’, ‘nooit’ enzovoort. Dit zijn begrippen die aangeven dat het om meerdere keren gaat, maar ook hier geldt dat het goed is om na te gaan of dit wel klopt. Bijvoorbeeld: ‘Hij doet dit altijd’, blijkt bij doorvragen slechts twee keer te zijn geweest. Of: ‘Altijd gebeurt mij dit’. Echt altijd? Nee, misschien twee of drie keer. ‘Dit gaat nooit goed’, kan betekenen: ‘Het is eigenlijk de eerste keer, maar ik heb gewoon een slechte dag en kan niet veel hebben’.
In de coachingswereld is er een nuttige uitdrukking die ik veel gebruik om mezelf wakker te houden ten aanzien van generalisaties: één keer kan toeval zijn, twee keer is opmerkelijk en drie keer lijkt verdacht veel op een patroon.